Companion instellen
De handleiding beschrijft de stappen om Companion External Control in te stellen op de SmartgridOne Controller.
Bij het instellen van deze integratie wordt toestemming verleend aan Companion om de benodigde apparaten te bedienen.
Ondersteunde Apparaten
| Device Type | Variants | Ondersteund |
|---|---|---|
| Zonne-omvormers | Alle | ✅ |
| Opslagapparaten | ||
| EV-laders | ❌ |
Ondersteunde Landen
| Country | Ondersteund |
|---|---|
| België | ✅ |
| Nederland | ❌ |
Voorwaarden
1. Voeg de batterijen toe
Log in op de inbedrijfstellingsinterface en zorg ervoor dat de apparaten zijn toegevoegd aan de SmartgridOne Controller.
2. Controleer de netspanningslimieten
In de instellingen moeten de netspanningslimieten correct zijn ingesteld. Klik op Instellingen en controleer de gemarkeerde instelling in de afbeelding. Pas de instellingen indien nodig aan.
Voeg 'Companion - Externe Controle' toe


Op de volgende pagina heb je de optie om apparaten voor externe controle op te nemen/uit te sluiten. Zorg ervoor dat je alle selectievakjes van de apparaten die je wilt opnemen aanvinkt.
Note
Bij het gebruik van meerdere batterijen worden ze samengevoegd tot één (virtueel) actief voor Companion.

'Companion' is nu ingesteld op de SmartgridOne Controller.
